“Amalia gebruikte een sprookjeswoord”
“Amalia gebruikte een sprookjeswoord”
“Amalia gebruikte een sprookjeswoord”
Paniek op het paleis: “ik vond de achteringang niet…”
“Amalia was niet mijn type”
Uniek voorstel dankzij Amalia: “die deur bleef altijd gesloten”
“Amalia bezorgde haar de slappe lach”